donderdag 13 mei 2010

TERUG NAAR DE BAHAMAS

 
Eventually uit het water

Anderhalve maand in België, een aswolk en een tussenstop in Florida later zijn we weer op de Bahamas. Een hele expeditie: Brussel-New York,  New York – Fort Lauderdale, Fort Lauderdale – Nassau, Nassau – Treasure Cay, Treasure Cay – Green Turtle Cay, waar we begin maart de boot op het droge hebben gezet.

Vliegen is niet bepaald een pretje: sedert het incident met de Christmas Bomber zijn de eindeloze controles nog verscherpt. Het begint in Brussel: vragen over de bagage, bestemming, bedoeling van de reis etc. De passagier als verdachte. Als we de veiligheidsagente vragen waarom het niet in het Nederlands of Frans kan – in dit landje zijn we taalgevoelig – antwoordt ze korzelig en met een wegwerpgebaar dat ze “die talen niet kent.”  Schril contrast met de taalhoffelijkheid in New York. (Al woedt nu in de VS weer het debat over de kwestie om van het Engels de officiële taal te maken). Goed, na twee keer controle van de handbagage, schoenen uit en schoenen aan mag je het vliegtuig op waar je negen uur lang in een onmogelijke positie probeert de kramp uit de benen te houden en slapend-wakend de tijd doorbrengt.

Het is valavond als we in Fort Lauderdale aankomen, maar de biologische klok wijst drie uur ’s nachts. Jetlag is de prijs van de reis. Maar Florida verwelkomt ons met tropische geuren en een zacht briesje na de storm die eerder die dag door het land is geraasd.
We hebben een paar dagen in Fort Lauderdale gepland om wat spullen te kopen voor de boot. Hier is het boater’s paradise: met marinewinkels – nieuw en tweedehands - waar de zeiler zich als de kid in the candy store waant. Het gevolg is het aanzwellende gewicht van de bagage.

Air Bahamas knijpt een oogje dicht voor het overgewicht als we de volgende dag inchecken voor Nassau. Dan volgt de gebruikelijke security check, maar hier met Caraïbische nonchalance: geen schoenen uit en geen fouillering van de handbagage.


Omdat de vlucht van Nassau naar  Marsh Harbour en Green Turtle Cay pas de volgende dag is blijft er tijd over om de hoofdstad van de Bahamas verkennen. De plaatselijke minibus (1 dollar25)  die voor ons hotel stopt gaat de verkeerde richting uit, weg van het centrum, maar daardoor krijgen we een groot stuk van het eiland New Providence te zien: huizen in de typische pastelkleuren, overwegend zwarte bevolking, Caraïbische sfeer. Mensen stappen op en af -  hand opsteken volstaat om een halte te vragen.

In het centrum van Nassau liggen de enorme cruiseschepen afgemeerd die de horden Amerikaanse toeristen naar hier brengen.  De dokken zijn omheind met traliehekken en worden aan elke ingang door politie en militairen bewaakt. Aan de kade verkopen plaatselijke vissers hun vangst. Even verder maakt de  band van de politie zich op voor een publiek concert:  een buitengewoon populair ensemble dat zelfs op het ééndollarbiljet staat afgebeeld.

Als we de volgende ochtend in alle vroegte inchecken voor de vlucht naar Marsh Harbour en Treasure Cay (op de Abacos, de meest Noordelijke eilandengroep) is het nog halfdonker en al druk op de nationale luchthaven. Van een  tv-scherm dat betere dagen gekend heeft  dreunt de overstuurde stem van een zwarte predikant die blijkbaar voor ons bidt. In de rij wachtenden vóór ons: “ Super Model of the Bahamas” – zo staat het op het gouden lint dat ze met gepaste trots om de tengere schouder draagt. De hakken zijn mijlenhoog, het handtasje in de linkerhand piepklein. De gigantische zak Dunkin Donuts in haar rechterhand gaat tegen de vlakte als ze over haar hakken struikelt. De vrouw die haar vergezelt – duidelijk haar moeder -  raapt het ontbijt op.

De vlucht naar Marsh Harbour en van daar verder naar Treasure Cay neemt nauwelijks een half uur in beslag. De ferry ligt al klaar. Hij heeft net een groep schoolmeisjes aan land gebracht die kwetteren en kirren zoals het schoolmeisjes past. Het uniform, met veel rood, verraadt de Britse koloniale traditie. Na een kwartiertje varen bereiken we onze eindbestemming: Abacos Yacht Service op Green Turtle Cay waar we anderhalve maand geleden Eventually  hebben achtergelaten. Nu is het opnieuw beginnen: alles een plek geven en voorraad inslaan voor de boot de volgende dag weer te water wordt gelaten.

 Het is een fikse wandeling naar het dorp New Plymouth, maar zoals het hier meestal gaat krijg je na een paar minuten al een lift. De chauffeur van de pickup stopt en roept zonder vragen te stellen:”Spring er maar op!”  Het wordt een korte maar wilde rit in de laadbak waar we af en toe moeten duiken om laaghangende palmtakken en elektriciteitskabels te ontwijken. In Sid’s Grocery doen we de eerste hoogstnodige boodschappen, straks vullen we de voorraden aan in Marsh Harbour, het commerciële centrum van de Abacos.
We zijn klaar voor de volgende etappe in ons nomadenbestaan.