dinsdag 9 maart 2010

FLORIDA - BAHAMAS

Nettles Island Marina op een boogscheut van de oceaan

Waar waren we ook weer gebleven? Het logboek zegt: 12 december afgemeerd in Nettles Island, 20 Mijl ten Zuiden van Fort Pierce in Centraal Florida. Daarna een goede maand in België en terug op 17 januari. Boot in orde gebracht, opnieuw een lange boodschappenlijst en daarna wachten op gunstig weer om de Golfstroom over te steken. De Golfstroom is als een machtige rivier in de oceaan die van Zuid naar Noord loopt en die hevig tekeer gaat als de wind tegen de stroom in zit. Daarom is er praktisch niet aan te beginnen om de Golfstroom over te steken bij wind met een Noordelijke component. En zelfs in de Sunshine State zijn de gevolgen van de winter – en sneeuwstormen in het Noorden van de VS merkbaar in de vorm van koude fronten met hevige Noordwesten winden.

Omdat de gunstige weather window maar uitblijft besluiten we nog een stuk zuidelijker over de Waterweg te varen en dus vertrekken we de eerste week van februari naar West Palm Beach en daarna buitengaats naar Fort Lauderdale. Ook hier de ene stormdepressie na de andere – dus liggen we nog een tiental dagen stil in Hollywood Florida, daarna verder Zuid naar Miami en een rustige ankerplaats in Key Biscayne net voor de ingang van Harbor No Name.



Calle Ocho (De Achtste Straat) Little Havana












Miami, de meest Latijnse stad van Noord-Amerika is een krankzinnige metropool. Hier hoor je meer Spaans dan Engels. Als ik de metro neem waan ik me in Mexico stad of Havana en dat niet alleen in de beroemde wijk van Calle Ocho, de Achtste Straat, beter bekend als Little Havana. Dit is het bolwerk van de Cubaanse anti-Castro hardliners. De oudere generatie heeft de droom om Cuba gewapender hand te “bevrijden” nooit opgegeven. Restaurant en banketbakkerij Versailles is de plek waar menig moordcomplot tegen Fidel is gesmeed en waar de nostalgie naar het pre-revolutionaire verleden van de muren druipt.  Maar de jongeren die hier zijn opgegroeid voelen zich evenzeer Amerikaan als Cubaan en hebben de ideologie geruild voor een meer pragmatische aanpak. Zij dromen van business met Cuba en hopen dat Obama hen daarbij zal helpen.


Naast de oceaanreuzen zijn we een nietig schuitje. De Deense rederij MAERSK vaart sinds kort op een aantal lijnen met lagere snelheid: om milieuredenen en om brandstof te sparen.










In het weekend wordt onze rustige ankerplek in Key Biscayne een soort snelweg op het water: honderden bootjes en boten, motor en zeil, in alle kleuren en formaten scheuren voorbij en zorgen voor een niet aflatende deining.  We blijven piekeren over het weerbericht: De Golfstoom oversteken? Doen of niet doen? De komende dagen komt alleen maandag de wind niet uit een Noordelijke richting: Oost Zuid-Oost tot tot 20-25 knopen met zware bewolking en regen, de voorbodes van een nieuw koud front. Niet echt ideaal maar we besluiten het erop te wagen en gaan zondagavond klaar liggen ten Zuiden van Fisher Island, een halve mijl van de Government Cut, het kanaal naar de open zee. We kiezen West End op Grand Bahama als bestemming: 82 mijl naar het Noord-Oosten, dus gedeeltelijk met de Golfstroom mee. We berekenen dat deze koers ons minder tijd zal kosten dan veel dichterbij gelegen bestemmingen als de Bimini-eilanden die een Oostelijke koers vereisen, dwars op de stroom.

 Laatste boodschappen voor we de Golfstroom oversteken

Maandagochtend halfvijf lichten we het anker en we zijn eindelijk op weg naar de Bahamas. Het is blijkbaar  het moment dat de grote Cruiseschepen hebben uitgekozen om een na een de haven binnen te varen en we lijken een nietig schuitje naast de Oceaanreuzen die ons rakelings voorbij glijden. 
Nog elf mijl naar de Golfstroom. Als het water blauwer wordt en de temperatuur stijgt weten we dat we stroom hebben bereikt. De golven worden hoger, het patroon onvoorspelbaar. We moeten voorzeil reven en nog is het roer moeilijk te houden. Maar we gaan goed vooruit – momenten van elf knopen over het water - en de deining is nog net te harden. Soms lijkt het de Noordzee wel maar hier komen de golven vóór, links en achter met af en toe een freak wave die je ei zo na tegen de vlakte doet gaan. Om twee uur zien we het eiland Grand Bahama voor ons opduiken en even later de watertoren van West End. Anderhalf uur later liggen we afgemeerd in Old Bahama Marina. De gele quarantainevlag gaat omhoog: die mogen we pas strijken als de douane en immigratieformaliteiten zijn vervuld. Na een uurtje papierwerk en 300 dollar wappert de vlag van de Bahamas hoog in de verstaging. Onze trek naar het Zuiden heeft zijn bestemming bereikt.


De courtesy flag van de Bahamas mag op nadat we hebben ingeklaard

DE BAHAMAS
Een archipel die zich over 700 zeemijl uitstrekt, met 700 eilanden waarvan slechts 22 bewoond en ontelbare “Cays” (uitgesproken als het Engelse “key”) en rotsen. Van de 330000 inwoners woont twee derden in de hoofdstad Nassau. Volgens de boekjes is het hier eindeloos zomer, de stranden zijn van een hoog ansichkaartgehalte met schitterend wit zand en zeewater in alle kleuren van helder over turkoos tot donkerblauw. Columbus kwam hier in 1492 aan land,  zijn eerste landing in de “Nieuwe Wereld,” al is er onder de historici discussie over de exacte plaats van die landing.  Na een generatie of zo waren de oorspronkelijke bewoners, de Lucayans, uitgestorven door slavenarbeid in dienst van de Europeanen en de ziektes die de Spanjaarden met zich meebrachten. Ze werden vervangen door zwarte slaven – de voorouders van 85% van de huidige bewoners.

De eilanden waren tot de onafhankelijkheid in 1973 een Britse kolonie en leefden eeuwenlang van piraterij en het bergen van de vele scheepswrakken. Een uiterst rendabale business gezien de talloze schepen die in de verraderlijke wateren van de Bahamas tegen de grond liepen. Nu heeft dat alles plaats gemaakt voor toerisme, vooral uit de VS. Veel van de schaarse nederzettingen zijn gesticht door de zogenaamde Loyalisten: blanke planters die tijdens de Amerikaanse Revolutie de verkeerde kant kozen, die van de Britse kroon, en die na de nederlaag  met hun slaven naar de Bahamas kwamen in de hoop hier hun plantages opnieuw tot bloei te brengen en de luxueuze levensstijl  die ze gewend waren voort te zetten. Ijdele hoop in de meeste gevallen, zoals blijkt uit de ruïnes, overblijfselen van plantages, die hier en daar nog te zien zouden zijn.

West End is een dorp van een paar honderd inwoners op Grand Bahama, een half uur lopen van Old Bahama, een complex met hotel en marina. Het contrast tussen beide kan niet groter zijn. Van een luxueus vakantieoord waar we naast de Amerikaanse megajachten liggen afgemeerd komen we zonder overgang in de Derde Wereld. Wie niet in de toeristische sector werkt probeert zich een mager bestaan bijeen te vissen. De werkloosheid is hoog – hangjongeren zijn er het duidelijke teken van. De economische crisis heeft de eilanden bovendien zwaar getroffen – je merkt het aan de discountprijzen en de “specials” die hier en daar in de toeristische sector worden aangeboden.



Koude fronten van over het Amerikaanse continent houden ons opnieuw een paar dagen vast in West End maar aan het einde van de week draait de wind weer heel even naar het Zuiden. We maken er gebruik van om koers te zetten naar Mangrove Cay en van daar naar Great Sale Cay. Mangrove Cay ligt aan het einde van een kronkelige pas met ondieptes van een paar voet. We gaan er over met half tij en dank zij de elektronische kaart vinden we veilig onze weg door de pas. Het lijkt de waterweg wel, maar hier geen rode en groene bakens. Behalve op de plotter zijn we aangewezen op eyeball navigation: de diepte inschatten naargelang van de kleur van het water. Als we in Great Sale Cay voor anker liggen is de weersverwachting alweer onheilspellend met een nieuw koud front op komst.
Hier moet je volgens de gids met de bijboot roeien en de rijkdom aan waterflora en fauna bewonderen, maar dat kunnen we ons niet veroorloven: we moeten de volgende dag een marina bereiken in afwachting van de zoveelste storm.

Als het grootzeil blokkeert zit er niets anders op dan de mast in.


Green Turtle Cay bereiken we na een lange dag varen in een behoorlijk ruwe zee. We komen net op tijd om met hoog water de ondiepe pas naar de marina binnen te varen en we liggen pas goed vast als de storm in alle hevigheid losbarst: hevige regenbuien en windstoten tot 60 kilometer per uur. Maar na een paar uur is de wind uitgeraasd en de nacht blijft rustig. Pas de volgende dag merken we hoe prachtig dit eiland is met naar het schijnt de fraaiste stranden van de Bahamas. Het dorp – New Plymouth met 430 inwoners - is een van de oudste der Bahamas. Gesticht door loyalisten en decennia lang een centrum van sponsenvangst, een industrie die met het uitsterven van de natuurspons door een mysterieuze ziekte in de jaren dertig in één klap is verdwenen. Nog een weetje: New Plymouth is de geboorteplaats van de vooroorlogse Britse premier Neville Chamberlain.